DE KAZERNE OP DE KATTENBERG
Op 23 april 1677 werd Gent nog maar eens door de Fransen bezet, nu onder het bevel van de Zonnekoning Lodewijk XIV.
De voortdurende aanvoer van troepen was in maart 1678 zo erg geworden dat men de toestand niet meer meester was. Er diende een kwartier gezocht te worden voor “derthien battalons infanterie (10.000 man) waervan de acht syn gheloogeert, alle moghelick devoir gedaen sal worden omme promptelck te logieren de resterende vyfe maeckende vier duysent mannen”[1]
Het Schepencollege stak spoed achter dit “logieren” aangezien de bevelvoerende maarschalk één stuiver per in openlucht slapende soldaat vorderde. Ook Lodewijk XIV wilde een eind zien komen aan deze wantoestand die de discipline niet bevorderde en eiste kazernes.
In het nauw gedreven vatten de stadsvaderen besprekingen aan. Vooraleer bestek te maken nodigden ze de bouwheer van de Kortrijkse kazernen uit om zijn “modelle voor te leggen, de welcke veel minder prys sullen comen te becostighen daertoe gheconsidireert de groote schaersheyt van ghelde”[2]
Op 11 mei werden 30.000 gulden uitgetrokken voor “het maecken van casernen ende andere noodighe wercken”.[3]
Om tegemoet te komen aan de benarde toestand waarin de stadskas zich bevond stond de koning toe een belasting te heffen op de verhuring van huizen, stoeterijen en molens. Het geïnde geld mocht alleen gebruikt worden voor de bouw van een kazerne[4].
Er kon een begin gemaakt worden met het tekenen van de plannen en het aanbesteden der werken. Op 17 september echter werd de “Vrede van Nijmegen” gesloten en verlieten de Fransen onze gewesten. Natuurlijk verdwenen de plannen voor de troepenlogementen nu ook in de vergeethoek. Lodewijk schond het vredesverdrag en bedreigde opnieuw onze streken.
Willem van Oranje, ondertussen koning van Engeland geworden (Willem III) verdedigde Vlaanderen. Hij had weet van de rustende kazerneplannen en gaf het bevel ze uit te voeren.
De schepenen, nog altijd opgescheept met een lege stadskas, stuurden een bedelbrief aan de koning; “Bij order van syne Exellentie vooren ghehouden noodtsaeckelijk te wensen, dat binnen deze stadt saude worden ghebauwt casernen om daerin ghelogiert te worden de militaire ligghende binnen deze stadt ter defentie van diese soo om by middel van die voorschreven militairen te beter te connen houden in hun devoir als om te beletten de desorders die de selve militaire by nachte ende ontyde commente doen met nog meer andere redenen valt de resolutie an de Majesteut ende syn Exellentie te bidden dat hy de selve casernen saude selve doen maecken ten synen coste, niet min te presenteren vyftich duysend gulden secours van den voorseyden bauw ende constructie van den voorschreven casernen, anghesien daeran wel sal depenseren twee hondert duysent guldes.”[5]
Willem III ging akkoord met een deelname in de onkosten.[6]
Buiten het vinden van een geschikte plaats stond niets meer de bouw van de kazerne in de weg. De keuze viel op een terrein binnen St-Pietersparochie “Kattenberg” genoemd.
In vroegere tijden stonden de Kattenberg en omgeving bekend als het “eeckhout” best te vertalen door het “eikenbos”. Met een beetje fantasie kan men zich voorstellen hoe de paters uit de St-Pietersabdij daar hun brevierwandeling maakten. Vanaf de woudrand hadden ze een heerlijk vergezicht over het nog prille Gent.
Spoedig werd hen echter een flink stuk wandelgenot en bos ontnomen voor “het legghen van de platte-forme voor de vesten” en voor de uitbreiding van de stadsomwalling.
In 1658 gaf het Schepencollege gevolg aan de aanvraag van de pottenbakkers om “potaerde te steken op het eeck-hout “. Maar de meeste bomen vielen als de poerfabrikant Jacques Hebbelinck er zijn fabriek mocht neerzetten. (1650)
Naar de Schelde toe waren de hellingen begroeid met sappig gras. Om de stadskas te spekken verhuurde men de weiden “ten advenante van twee schellinghen ende vier grooten t’jaers van elcke coe, ende van elcken rend eenen schellinck twee grooten t’jaers”. (Bijlage 1: Inplanting van de eerste kazerne)
Door het voordurende kappen van de bomen bleef er van het eikenbos maar weinig over. Wel bood de heuvel nu gedroomde plaatsen om er geschut te installeren. Men plaatste kanonnen binnen een ring van tenen korven gevuld met zand.(Afb.1) De versterkte standplaatsen noemde men “tuynen”; korven waren “catten”. Vandaar de naam Kattenberg.*
Op die hoogte begon men met de bouw van de eerste Gentse kazerne (Bijlage 1) die af was in 1687. Het gebouw bestond uit een “ carré ” van 450 op 450 Gentse
voet (één voet = 0,2976 meter; dat geeft een totaal van 133.92 meter zonder verdieping). Aan iedere zijde bevonden zich tien grote, onder een gewelf
gebouwde kamers. Twee tegenover elkaar gelegen poorten gaven toegang tot het kwartier. Dit gebouw bood naar schatting plaats aan ongeveer 600 soldaten in dit gebouw.[1] Op enige afstand van de kazerne bevonden zich de paardenstallen. Het materiaal waarmede ons eerste piottenverblijf was gebouwd moet van slechte kwaliteit zijn geweest. Al in 1752 was er sprake van nieuwbouw aangezien herstellingen niet meer loonden.
Architect Jan-Baptist Simoens, aan wie men de vernieuwing toevertrouwde, stelde voor de kazerne op te trekken juist naast het afgekeurde kwartier. Zodoende kon de bezetting in het oude logement blijven tot het nieuwe klaar was. Het nieuwe gebouw zou komen op de plaats waar de paardenstal stond. Er was een verdieping voorzien die gezamenlijk zou opleveren;”42 camers onder en 42 camers boven van 20 voeten vierkant haere respectieve trappen ende te vooren met eene galderye soo voor ’t eerste als tweede stagie …. De caeppe boven gedeckt met pannen….. om alle deselve wercken behoorelyck te leveren ende maecken….eene somme van 76 a techentoch duysent guldens”
Het stadsbestuur vond de prijs te hoog en keurde de plannen af. (Bijlage 2-3)
Een nieuwe overeenkomst werd opgemaakt. De grondvesten en buitenmuren van het oude gebouw moesten worden behouden.
Hierna een uittreksel uit de aanbesteding;” de annemer sal doen afbreken de caeppe van den bauw….hij sal moetten doen legghen van honder op de erste staessie eenen nieuwe solder van goede vyfqaerts dellen (balken van 5/4 duim) geschaeft ende geploecht ende den bovensten solder van de houden dellen van den ondersten solder ende daer te leveren de noodighe dellen die daer cortresse sullen noodigh syn….hy sal de mueren doen verhanderen ende geheel volsetten van wederseyde volgens modelle ten apasimete (verlangen) van de heeren anbesteders”.
De stal moest worden omgebouwd tot huisvesting van de gehuwde lagere militairen en hun gezin.[2] Een nieuwe blok paardenstallen en een werkplaats voor de wapenmaker moest worden opgetrokken langs de Kazernestraat (nu Kattenberg).
De afgewerkte kazerne (1754) had dezelfde afmetingen als haar voorgangster. Ze telde nu een verdieping en had, langs de binnenkoer, zowel onder als boven, een overdekte galerij. Beide verdiepingen hadden 70 kamers. (Bijlage 4-5-6)
[1]Buiten het grondplan, getoond met afbeelding 3, is er in de archieven weinig te vinden over het uitzicht en inrichting van de eerste kazerne.
[2] Het was vroeger de gewoonte lagere militairen met hun gezin in het kwartier te laten wonen. Behalve in de blok der gehuwden woonden er steeds enkele families in de kazerne zelf. Na de eerste wereldoorlog brak men langzamerhand met deze gewoonte. Af en toe vindt men nog het gezin van de “concierge” in de militaire gebouwen.
[1] 7e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 19 maart 1678.ƒ 169.
[2] 7e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 3 mei 1678.ƒ 173
[3] 7e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 11 mei 1678.ƒ 174 -175
[4] Chartre N° 1936 Gand (occupation Roi-Soleil). « Octroi de Louis XIV, accordant aux échevins de Gand l’autorisation de lever le 20ieme dernier du louage des maisons, haras et moulins pour la construction des casernes » S.A.G.
[5] 8e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. 8 juni 1682.ƒ 64v.
[6] 8e Resolutieboek van de Schepenen van de Keure. ƒ 78v.
- De Buck in “Wandelingen van de Heuvel tot Petercellepoort” beweert :”Kattenberg kan hier geïnterpreteerd worden als toverijberg. Catte of Katte wordt in veel plaatsnamen gevonden en duidt op hekserij,toverij enz….
- Van Werveke in een artikel in “La Flandre Libérale” zegt dat Kattenberg zou moeten zijn “Mont du Chevalier” of de voor verschansing waar men artillerie op plaatste.
- Hooft, in de uitgave Bilderdyk I spreekt van “hemelhooge katten of opgeworpen aarden hoogten”.
Het ganse kwartier was geraamd op 1000 man. Men kon nog steeds binnen langs twee overeen liggende monumentale poorten. Een waterput met aker en een openluchtlatrine waren het neusje van de zalm in de eigentijdse hygiëne.
De Oostenrijkers betrokken de nieuwe lokalen en leefden er lang en gelukkig tot 1789. De starre houding van Jozef II was er de oorzaak van dat in Brabant de revolutie uitbrak. Als gevolg van een gebrekkige bevelvoering kwamen de Oostenrijkse troepen in een benarde toestand. Ze vluchtten overal voor de slecht bewapende opstandelingen. Op 13 november 1789 om 7 uur in de morgen stonden de patriotten ook voor de poorten van Gent. De wachtposten blonken niet uit door hun dapperheid, want na enkele schoten te hebben gelost trokken ze zich terug in hun kazerne
.
De makkelijke overwinning droeg er toe bij dat de meeste Gentenaars zich bij de revolutionairen aansloten. De schermutselingen in de stad duurden drie dagen. De vierde dag (16 november) bij zonsopgang, viel de menigte de kazerne op de Kattenberg aan. Het gebouw van de wapenmaker werd in brand gestoken. Van Rossem, directeur van de Gentse gevangenis, kwam met een oud kanon aanrollen. Bij het eerste schot afgegeven op de ingangspoort barstte het wapen uiteen.
Toch was die ene treffer voldoende om Kolonel Lunden, bevelhebber van de ingeslotenen, te doen besluiten zich over te geven. Men telde achthonderd gevangenen.
Het gedeeltelijk afgebrande gebouw met de stallen en de magazijnen werd later grotendeels afgebroken.[1]
Een drukke verhuisperiode stond de infanteriekazerne op het Eeckhout te wachten. Na de patriotten kwamen de Oostenrijkers terug (1790). In 1792 werden ze voor de eerste maal buitengezet door de Franse huurders. Een jaar nadien waren het terug de Oostenrijkers die de lokalen bezetten. Dit werkte op de Franse zenuwen want midden juli 1794 tekenden onze zuiderburen een huurcontract voor maar liefst 20 jaar. De Russen en Pruisen vonden deze periode meer dan lang genoeg en kwamen de soldaten van Napoleon vervangen (1814). De Gentenaars die dachten dat het nu welletjes was geweest met al die vreemdelingen waren er aan voor hun hoop. Hollanders hadden we nog niet over de kazernestoep gehad dus gingen die op hun beurt een 15 jarig contract aan. Eind 1830 waren de Belgen het uiteindelijk beu en wierpen ook de Nederlanders uit hun land.
Willem I die nooit gedacht had door zijn Belgen te worden aangevallen had aan de Heuvelpoort een reusachtige citadel laten bouwen. (Bijlage 7) Dit fort moest, samen met andere, de expantiezucht van Frankrijk onderdrukken. De citadel lag
[1] We hebben nergens gevonden wanneer het gebouw is afgebroken of hersteld. Het stadsplan van 1830 toont het nog steeds in zijn oorspronkelijke lengte langs de Kazernestraat. Er zijn twee mogelijkheden, of de tekenaar heeft het plan Goethals uit 1796 gekopieerd of het gebouw stond er in 1830 nog, gedeeltelijk afgebrand..
Het ganse kwartier was geraamd op 1000 man. Men kon nog steeds binnen langs twee overeen liggende monumentale poorten. Een waterput met aker en een openluchtlatrine waren het neusje van de zalm in de eigentijdse hygiëne.
De Oostenrijkers betrokken de nieuwe lokalen en leefden er lang en gelukkig tot 1789. De starre houding van Jozef II was er de oorzaak van dat in Brabant de revolutie uitbrak. Als gevolg van een gebrekkige bevelvoering kwamen de Oostenrijkse troepen in een benarde toestand. Ze vluchtten overal voor de slecht bewapende opstandelingen. Op 13 november 1789 om 7 uur in de morgen stonden de patriotten ook voor de poorten van Gent. De wachtposten blonken niet uit door hun dapperheid, want na enkele schoten te hebben gelost trokken ze zich terug in hun kazerne
.
De makkelijke overwinning droeg er toe bij dat de meeste Gentenaars zich bij de revolutionairen aansloten. De schermutselingen in de stad duurden drie dagen. De vierde dag (16 november) bij zonsopgang, viel de menigte de kazerne op de Kattenberg aan. Het gebouw van de wapenmaker werd in brand gestoken. Van Rossem, directeur van de Gentse gevangenis, kwam met een oud kanon aanrollen. Bij het eerste schot afgegeven op de ingangspoort barstte het wapen uiteen.
Toch was die ene treffer voldoende om Kolonel Lunden, bevelhebber van de ingeslotenen, te doen besluiten zich over te geven. Men telde achthonderd gevangenen.
Het gedeeltelijk afgebrande gebouw met de stallen en de magazijnen werd later grotendeels afgebroken.[1]
Een drukke verhuisperiode stond de infanteriekazerne op het Eeckhout te wachten. Na de patriotten kwamen de Oostenrijkers terug (1790). In 1792 werden ze voor de eerste maal buitengezet door de Franse huurders. Een jaar nadien waren het terug de Oostenrijkers die de lokalen bezetten. Dit werkte op de Franse zenuwen want midden juli 1794 tekenden onze zuiderburen een huurcontract voor maar liefst 20 jaar. De Russen en Pruisen vonden deze periode meer dan lang genoeg en kwamen de soldaten van Napoleon vervangen (1814). De Gentenaars die dachten dat het nu welletjes was geweest met al die vreemdelingen waren er aan voor hun hoop. Hollanders hadden we nog niet over de kazernestoep gehad dus gingen die op hun beurt een 15 jarig contract aan. Eind 1830 waren de Belgen het uiteindelijk beu en wierpen ook de Nederlanders uit hun land.
Willem I die nooit gedacht had door zijn Belgen te worden aangevallen had aan de Heuvelpoort een reusachtige citadel laten bouwen. (Bijlage 7) Dit fort moest, samen met andere, de expantiezucht van Frankrijk onderdrukken. De citadel lag
[1] We hebben nergens gevonden wanneer het gebouw is afgebroken of hersteld. Het stadsplan van 1830 toont het nog steeds in zijn oorspronkelijke lengte langs de Kazernestraat. Er zijn twee mogelijkheden, of de tekenaar heeft het plan Goethals uit 1796 gekopieerd of het gebouw stond er in 1830 nog, gedeeltelijk afgebrand..
op amper 150 meter van de Kattenbergkazerne. Vanuit de vensters van deze laatste kon men de binnenplaats van het bastion overzien, dus ook beschieten.
Bij de aanvang van de onlusten in september 1830 liet de commandant van de versterking dan ook de zuidelijke vleugel van de kazerne afbreken.[1]
Het schepencollege, niet geraadpleegd door de militairen, stuurde een afgevaardigde naar de verantwoordelijke bevelhebber en legde klacht neer voor beschadiging van stadseigendom. Niets mocht baten, de zuider- en een stuk van de oosterzijde gingen tegen de vlakte. De afgebroken gedeelten werden nooit terug opgetrokken.
Tussen 1830 en 1870 moesten een turnzaal en een hindernisbaan, gebouwd op de binnenkoer, voor de goede form van de bewoners zorgen. De hygiëne van de soldaten was er ook op vooruit gegaan want men plaatste een tweede pomp.
Bij wet van 22 juni 1873 gaf de Staat de steden gelegenheid zich te ontdoen van de verplichting tot kazerneren mits afstand te doen van alle militaire gebouwen en meubelen.
Tijdens de onderhandelingen over de afstand deden zich, speciaal over het Kattenbergkwartier, ernstige meningsverschillen voor. Na drie jaar onderhandelen kwam een vergelijk uit de bus. De kazerne samen met een strook terrein van 20 meter aan de zuidzijde bleven eigendom van de Staat. De stad kreeg in volle eigendom de gebouwen “huis van de wapenmaker” en “blok der gehuwden” samen met de pleinen (mars- en kazerneplein) rond de kazerne. Er moest wel een som van 40.000 frank aan het Ministerie van Oorlog (MvO) worden betaald.
Op de zitting van 24 februari 1881 bracht schepen De Bast de zaak terug ten berde. Hij toonde aan dat de “waterbedelingsmaatschappij van Gent” dringend over een perceel hooggelegen terrein moest kunnen beschikken om aan de stijgende vraag naar “kraantjeswater” te kunnen voldoen. De maatschappij zou maar liefst zeven waterreservoirs willen bouwen. Ze bood de stad 60.000 frank voor een terrein van 3.927 m² gelegen ten zuidoosten van de bestaande kazerne.
Onder druk van de nationale regering stemde MvO in met de afgave van de grond waarop het huis van de wapenmaker en de blok der gehuwden stonden. Op 20 augustus 1881 ondertekende men de nieuwe conventie.
De watermaatschappij had werkelijk haast met het plaatsen van de eerste watertoren want reeds op 26 mei 1882 sloot ze een overeenkomst met de stad. Het schepencollege had er de voorkeur aan gegeven de grond niet te verkopen. Ze verhuurde het terrein voor 75 jaar, aan 4000 frank per jaar. Het huis van de
Aanbesteding voor de afbraak van het huis van de wapenmaker. S.A.G Moderne Geschiedenis. Dossier F.
wapenmaker kwam in december 1882 onder de sloophamer. (Bijlage 8-9)
In de loop van 1883 verrees het eerste waterreservoir op de Kattenberg. De torens vulden één na één het plein voor de kazerne-ingang. De wapenmaker had men ondergebracht in het kwartier zelf. Wat te doen met de families uit de blok der gehuwden?
[1] R.Van Aerde : De omwenteling van 1830 te Gent. In : Ghendtsche Tydinghen. 9e Jg. N° 3.
De eetzaal voor Onder-Officieren (daarna Cinemazaal en vervolgens Aula)
Men mag veronderstellen dat ze er graag woonden want, de eerste wereldoorlog niet meegerekend, verbleven de piotten van het 2de Linie er tot 1940.
Architekt Geerling had wel een prachtig verblijf voor militairen getekend maar daarbij niet aan hun paarden gedacht. Een nieuwe overeenkomst met de stad had tot resultaat dat deze in de G. De Craeyerstraat paardenstallen met bijgebouwen neerzette. De conventie van 13 juli 1910 voorzag dat deze gebouwen gratis aan het Leger werd afgestaan tot 1 juni 1922. Vanaf deze datum betaalde de Staat een jaarlijkse huur van 1117,40 frank. (Bijlage 14-15)
In de zomer van 1914 wordt België ongewild betrokken in een strijd tussen twee machtsblokken en verzameld zijn reservisten. Ook in de Leopoldskazerne worden ze bijeen gebracht. (Bijlage 16)
De Duitse overweldigers wreven zich over de buik als ze in 1914 de moderne lokalen bezetten. (Bijlage 17 – 18 – 19 - 20) Alleen de naam “Leopold” stoorde hen. “Kaiser Wilhelm Kaserne” klonk hen beter in de oren. Behalve dat ze de koperen waterpompen en kranen en de dito lusters uit de mess der officieren wegkaapten om er munitie van te maken, brachten ze ook vernieuwingen aan. De resterende gas verlichting vervingen ze door elektriciteit. Ze plaatsten ook meerdere lichtpunten en oude keukeninrichting werd vervangen.
In 1918 kwam het 2de Linie, nu in kaki – kledij terug en droegen ze tijdens het interbellum bij dat de cafeetjes in de buurt tot bloei kwamen. Buiten de nodige herstelling en aanpassingswerken gebeurde er tussen 1918 en 1940 niets bijzonders aan de “Leopold”. (Bijlage 21-22-23)
Ter nagedachtenis van hun gesneuvelde strijdmakkers van het 2de en 22ste Linie, werden op 21 juli 1926 de platen ingehuldigd met alle namen van de gevallen kameraden in de Eerste Wereldoorlog. (Bijlage 24)
De twee bronzen beelden en het ornament met vermelding “2de en 22ste Linie Hautem–St Marguerite – Antwerpen - Yser – Clercken 1914 – 1918” werden op 28 september 1930 aan de uitgangspoort van de kazerne ingehuldigd. (Bijlage 25)
Hadden de Duitsers het er tussen 1914 en 1918 zo goed gevonden?
Hoogstwaarschijnlijk wel want ze kwamen het kwartier terug voor vier jaar bewonen in mei 1940.
Als eerste functie werd de kazerne gebruikt als doorgangskamp voor de gevangen Belgische militairen die later naar Duitsland als dwangarbeider werden gestuurd. Een deel werd ontwapend en mochten gewoon hun thuis vervoegen. (Bijlage 26)
Vanaf augustus 1940 tot 1941 verbleef het 651 Pionier Bataljon in de kazerne. (Bijlage 27)
De gebouwen werden vervolgens bevolkt (1941 – 1942) door het 22ste Fliegerausbildungs Regiment (militaire basisopleiding voor de Luftwaffe).
Een opleiding die ongeveer 3 maand duurde en dus voor de nodige doorstroming zorgde. Deze eenheid kwam uit de buurt van Warchau (Güstrow) naar Gent.
Buiten hun onderricht hadden ze ook een bezettingsopdracht. (Bijlage 28 - 29)
Vanaf 1943 tot het einde van de Duitse overheersing verbleven de Marine Funk Mess.Abteilung in het gebouw. (Bijlage 30) Deze verzorgden de radioverbindingen met de schepen in de Noordzee en controleerden het luchtruim om eventuele aanvallen op schepen en duikboten te voorkomen. Ze beschikten ook over een zendsysteem die in verbinding stond met de radars aan de kust, dit zou de directe oorzaak voor het afbreken van het ijzersmeedwerk op de daken zijn geweest (1943). Over de radar die er zou gestaan hebben is er geen zekerheid, enkel uit één bron hebben we dit vernomen. Deze bron vertelde ook dat er een houten loopbrug van de kazerne, over de Charles de Kerckhovelaan naar het Citadelpark lag om contact met onbevoegden te vermijden. Om sabotage te vermijden werd er vermoedelijk een gang gegraven van de kazerne naar de bunker in het Citadelpark. (Bijlage 39 )
Ook werd er een muur (Splinttermaur) opgetrokken langs de rechter kant van blok D, dit vooral om het gesofistikeerd materiaal te beschermen.
Het voornamelijk vrouwelijk personeel die in het radarcenter dienst deden waren gespecialiseerd in het omgekeerd schrijven. Op de achterzijde van een glazen plaat duiden ze de plaats aan waar bevriende of vijandelijke vliegtuigen zich bevonden. Hun officiele naam” Luftnachrichtenhelferinnen” in Gent ook bekend als de “grijze muizen” omdat ze een grijs uniform droegen. (Bijlage 31)
Bij de bevrijding werden de gebouwen gebruikt als hoofdkwartier van de weerstand. Op maandag 4 september 1944 om 15.30 uur hees men er de Belgische driekleur.[1] (Bijlage 32 – 33)
[1] J.P. Marchal : De bevrijding van Gent.1980.
[2] Het 2de Linie werd ontbonden te Siegen – West Duitsland in het jaar 1957. De standaard wordt bewaard in het Legermuseum te Brussel. Het regiment is opgenomen in de Legerreserve als “Wachtbataljon van Oost Vlaanderen.
Het laatste reservoir moest komen op de plaats van dit gebouw. Afbraak was dus onvermijdelijk.
In 1889 tekende men plannen voor een nieuwe mess voor officieren en tezelfdertijd voor een nieuwbouw voor militaire families, ze werden in 1890 goedgekeurd. Men begon redelijk snel aan de werken die in 1894 klaar waren.
Op 5 januari 1898 kon men in de “Gazette van Gend” (GvG) lezen;
“Het Departement van Oorlog zal de oude kazerne laten afbreken om op die plaats een nieuwe te laten bouwen. (Bijlage 10) De 25.000 m³ grond die zullen vrijkomen zullen ter beschikking worden gesteld van de stad voor het ophogen van de kruidtuin in het park”. [1]
Van nu af aan ging alles snel in het werk: (Bijlage 11)
-1898 : 20 april : aanbesteding voor sloping van de kazerne (GvG 1 april)
-27 september: overgave van een stuk grond aan de Staat. Op die grond stonden 2 huizen van Van Renterghem, die werd onteigend en
vervolgens werden de huizen afgebroken.
-8 oktober: afbraak bijna voltooid (GvG 8 okt)
-1899 : De strenge winter legde de werken stil. In de lente
herbegon men met het effenen en wegvoeren van
de grond (25.000 m³).
-1900 januari: het bouwterrein is met planken afgezet (GvG 13 januari)
-7 februari: De muur tussen de nieuwe mess officieren en de blok der gehuwden, laatste getuige van de oude kazerne wordt afgebroken (GvG 8 februari).
Het duurde zes volle jaren vooraleer de nieuwe “Leopoldkazerne” er stond. De plannen voor het in eclectische stijl opgetrokken gebouw werden getekend door de architect O. Geerling. De bouwkundige was de bekende Modeste de Noyette.
De “Leopold” was in die tijd gebouwd voor een volledig infanterieregiment met depot. [2] Er was tevens plaats voorzien voor het depot van een regiment artillerie van de Leger Divisie. (Bijlage 12-13)
De kazerne had een oppervlakte van 2Ha.39a.86ca. De voordien gebouwde blokken voor de mess der officieren en voor de families van de getrouwde militairen (1894) werden in het geheel opgenomen. De volledige kostprijs voor het gebouw, grond niet meegerekend, kwam op 2.915.324,75 frank. Men kan dus stellen 2.300 frank per man bezetting.
Op de laatste maandag van september 1907 betrok het 2de Linie regiment, muziek op kop, het gloednieuwe kwartier.[3]
[1] Men was ondertussen ook begonnen de buitengebouwen van de citadel (1830) af te breken en op die plaats een park aan te leggen. (huidig stadspark)
[2] Getalsterkte van een regiment infanterie zonder depot, rond 1900;
Onderofficieren : 133
Muziekanten : 24
Korporaals : 154
Soldaten : 954 Samen: 1.265 man.
[3] La Flandre Libérale van 27 september 1907.
Op de rechterkant van de straat staan nog geen huizen.
De troepenkamer.
De eetzaal in 1907.
Na de eerste oorlog.
1940 -1944
(De tweede Wereldoorlog)
Het Gentse verzet in de kazerne
Bevrijding in en rond de kazerne
Op 16 oktober 1949 wordt er op de kazernemuur langs de stadsring een gedenkplaat geplaatst ter nagedachtenis van Lt Kol Haus August. (Bijlage 33 b).De herdenkingsplechtigheden volgen elkaar op
Dit gebeurt opnieuw op 25 juli 2025 na de veranderingen aan de kazerne door de Hr. Moens ....... van de provincie Oost-Vlaanderen
Na de oorlog moest het terug opgerichte 2de Linie bijdragen tot de bezetting van Duitsland.[1]
De “Leopoldkazerne” werd begin de jaren 50 ingenomen door het 2de selectiecentrum en later door scholen en diensten van de krijgsmacht.
Vanaf 10 oktober 1951 werd het opleidingscentrum van de gezondheidsdienst van de Krijgsmacht er gevestigd.
Van 1956 tot 1960 was er een tijdelijke vestiging van de krijgsraad in de kazerne[1].
Vanaf 1960 was er al sprake dat het kwartier zou worden afgeschaft en verkocht. De stad (die als tussenpersoon probeerde op te treden) met verschillende grote bouwondernemingen toonden grote interesse[2]. Wegens het doorroesten van de ijzeren sierpinnen op de torentjes werden deze in 1962 weggenomen voor de veiligheid. In 1967 stelde de stad een domeinbundel samen met het oog op een mogelijke aankoop. In deze bundel wordt de kazerne als volgt beschreven; een bebouwde oppervlakte van 10.505 m². De hoofdgebouwen tellen een gelijkvloers, twee verdiepingen en een zolder. Alle blokken met meerdere verdiepingen zijn onder kelderd. Behalve een infirmerie, informatiezaal, turnzaal, stortbaden en volledige ingerichte cinema- feestzaal, kantine, mess officieren en onderofficieren en de nodige keukens …..langsheen de Kattenberg en de Kerckhovelaan vinden we nog administratiegebouwen. Het geheel is in zeer goede staat …. Een zeer sterk bouwwerk waarvan de stijl sommigen momenteel minder bevalt. Inventariswaarde voor Landsverdediging; gronden en gebouwen zonder toerusting apparaten: 67.756.400 frank (€1.679.637).
Een programma van domaniale renovatie voorzag in 1976 (moest de kazerne in 1980 verkocht worden) dat de totale waarde zou oplopen tot 165.000.000 frank (€ 4.090.243). (Bijlage 36)
Ondertussen wordt er in 1985 een nieuwe polyvalente zaal (sporthall) gebouwd op de achterkoer. (Bijlage 37 )
Veel opties werden onderzocht, de universiteit bezocht de locatie maar bleek later af te zien van intrek in de kazerne. Justitie bracht ook een bezoek maar koos achteraf voor een nieuwbouw aan het Rabot.
Ondertussen is het 2000 voorbij en de opdoekingsrage lijkt wat geweken, er worden zelfs vernieuwingswerken uitgevoerd. (zoals de kantine – Infirmerie en het gebouw op de hoek Eekhout en de G.De Craeyerstraat. De A – B en C blok worden voorzien van nieuwe PVC ramen en dubbel glas. (Bijlage 38 - 39)
De structuur van defensie heeft het mogelijk gemaakt dat de gebouwen kunnen gebruikt worden door burgers die een concessie verkrijgen van de militaire overheid.
Zo zijn de Mess voor officieren en de blok D (blok recht over de ingang) ingenomen door het Museum voor Schone Kunsten sinds 2002. Verder is voorzien dat het Provincie Commando Oost-Vlaanderen er in de nabije toekomst zijn intrek neemt in blok A.
Maar de vreugde is van korte duur. Er wordt beslist om tegen half 2012 de kazerne te sluiten. De afscheidsplechtigheid heeft plaats op 12 juni 2012.
Defensie verkoopt de gebouwen aan de Provincie Oost-Vlaanderen voor 22.000.000 €. die ze op hun beurt doorverkoopt aan een bouwpromotor.
[1] Ghendsche Tydingen 28 jaargang N°6 blz 311 -320
[2] Brief van 5KDR aan KPN (12/01/1967)
Ter nagedachtenis van de gesneuvelde soldaten van het 2de - 22ste - 32ste en 52ste Linie tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er op 22 juni 1952 gedenkplaten ingehuldigd in aanwezigheid van Z. M. Koning Boudewijn. (Bijlage 34)
De verbroedering van het 2de en 22ste linie hielden er in de jaren 50 hun jaarlijkse herdenkingen. (Bijlage 35)
[1] Het 2de Linie werd ontbonden te Siegen – West Duitsland in het jaar 1957. De standaard wordt bewaard in het Legermuseum te Brussel. Het regiment is opgenomen in de Legerreserve als “Wachtbataljon van Oost Vlaanderen.
Vanaf 1962 duiken berichten op van de voor het opdoeken van de kazerne
Toch worden er nog werken uitgevoerd.
Het doek valt over de kazerne op 22/06/2012